APOSTOLISCHE EXHORTATIE
EVANGELII GAUDIUM
VAN DE HEILIGE VADER
FRANCISCUS
AAN DE BISSCHOPPEN, GEESTELIJKHEID,
GODGEWIJDE PERSONEN
EN LEKENGELOVIGEN
OVER DE VERKONDIGING VAN HET EVANGELIE
IN DE MODERNE WERELD
1. DE VREUGDE VAN HET EVANGELIE vult de harten en levens van allen die Jezus ontmoeten. Zij die Zijn aangeboden verlossing aannemen zijn bevrijdt van zonde, droefheid, innerlijke leegte en eenzaamheid. In Christus wordt de vreugde steeds opnieuw geboren. Met deze Exhortatie wil ik de christengelovigen aanmoedigen om een nieuw hoofdstuk van evangelisatie te openen, getekend met deze vreugde, en nieuwe wegen wijzen voor de reis van de Kerk in de komende jaren.
I. EEN ALTIJD NIEUWE VREUGDE, EEN GEDEELDE VREUGDE
2. Het grote gevaar van de moderne wereld, doortrokken als zij is van consumentisme, is de verlatenheid en angst die voortkomen uit een zelfgenoegzaam en toch hebzuchtig hart, het koortsachtig nastreven van lichtzinnige pleziertjes, en een afgestompt geweten. Steeds wanneer ons innerlijke leven verstrikt raakt in de eigen interesses en zorgen is er niet langer ruimte voor anderen, geen ruimte voor de armen. De stem van God wordt niet langer gehoord, de stille vreugde van Zijn liefde wordt niet meer gehoord, en het verlangen om het geode te doen vervaagt. Ook voor gelovigen is dit een heel werkelijk gevaar. Velen vallen er ten slachtoffer aan, en worden wrokkig, boos en lusteloos. Dat is niet de manier om een waardig en vervuld leven te leiden; dat is niet Gods wil voor ons, en noch is het het leven in de Geest die haar bron heeft in hart van de verrezen Christus.
3. Ik nodig alle christenen, overal, op dit moment uit tot een hernieuwde prsoonlijke ontmoeting met Jezus Christus,of tenminste een openheid om Hemte ontmoeten; ik vraag u allen om dit zonder feilen elke dag te doen. Niemand moet denken dat deze uitnodiging niet voor hem of haar bedoelt is, want “niemand is uitgesloten van de vreugde die de Heer brengt” [1]. De Heer stelt degenen die dit risico nemen niet te leur; elke keer dat wij een stap in de richting van Jezus zetten, komen we tot het besef dat Hij er al is en ons met open armen opwacht. Nu is het de tijd om Jezus te zeggen: “Heer, ik heb mijzelf laten misleiden; op duizenden manieren heb ik uw liefde afgewezen, maar hier ben ik opnieuw, om mijn verbond met U te hernieuwen. Ik heb U nodig. Verlos mij nogmaals, Heer, ontvang mij nogmaals in Uw verlossende omhelzing”. Hoe goed voelt het om naar Hem terug te keren, steeds als wij verdwaalt zijn! Ik zeg het nog eens: God s nooit moe ons te vergeven; wij zijn degen die het zat worden Zijn vergeving te zoeken. Christus, die ons opdroeg elkaar “zeventig maal zeven keer” te vergeven (Matt. 18:22), heeft ons Zijn voorbeeld gegeven: Hij heeft ons zeventig mail zeven keer vergeven. Steeds opnieuw draagt Hij ons op Zijn schouders. Niemand kan ons de waardigheid afnemen die ons door deze grenzeloze en onuitputtelijke liefde gegeven is. Mat een tederheid die nooit teleursteldt, maar steeds in staat is onze vreugde te herstellen, maakt Hij het ons mogelijk het hoofd op te heffen en opnieuw te beginnen. Laten wij niet vluchten voor de verrijzenis van Jezus, laten we nimmer opgeven, wat er ook gebeurd. Moge niets ons meer inspireren dan Zijn leven, dat ons aanzet voort te gaan.
4. De boeken van het Oude Testament voorspelden dat de vreugde van de verlossing overvloedig zou zijn in de Messianische tijd. De profeet Jesaja begroet juichend de verwachte Messias: “Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde” (9:3). Hij maant allen die op Sion verblijven om Hem met liederen tegemoet te gaan: “Juich en jubel, bewoners van Sion!” (12:6). De profeet vertelt degenen die Hem al van verre hebben gezien om de boodschap aan anderen door te geven: “Klim op een hoge berg, met uw boodschap van vreugde, Sion, verhef met kracht uw stem, Jeruzalem, bode van vreugde” (40:9). De hele schepping deelt in de vreugde van de verlossing: “Juich, hemelen; aarde, jubel! Breek uit in gejuich, bergen, want de heer heeft zijn volk bemoedigd, en zich over zijn onderdrukten ontfermd” (49:13).
Zacharia, uitkijkend naar de dag van de Heer, nodigt het volk uit om de Heer toe te juichen, die komt “nederig en rijdend op een ezel”: “Jubel, dochter van Sion, juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt naar u toe, hij is rechtvaardig en zegevierend” (9:9).
De spannendste uitnodiging is wellicht die van de profeet Sefanja, die God met Zijn volk laat zien temidden van een feest dat overvloeit met de vruegde van de verlossing. Ik vind het een aangrijpende tekst om te herlezen: “De heer uw God is binnen uw muren, een reddende held. Hij zal zich verheugen in vreugde om u en zijn liefde stilzwijgend laten blijken. Hij juicht uit vreugde over u” (3:17).
Die vreugde ervaren we dagelijks, in de kleine dingen van het leven, als een antwoord op de liefdevolle uitnodiging van God, onze Vader: “Mijn kind, als je zelf iets bezit, neem het ervan … Laat een gelukkige dag niet ontsnappen” (Sir. 14:11, 14). Wat spreekt er een tedere vaderlijke liefde uit deze woorden!
5. Het Evangelie, schitterend in de glorie van het kruis van Christus, nodigt ons steeds opnieuw uit om ons te verheugen. Een paar voorbeelden zijn voldoende. “Verheug u!” is de groet van de engel aan Maria (Luc. 1:28). Het bezoek van Maria aan Elizabeth doet Johannes van vreugde opspringen in zijn moeder’s schoot (vg. Luc. 1:41). In haar lofzang verkondigt Maria: “Met al mijn adem juich ik om God, mijn redder” (Luc. 1:47). Wanneer Jezus Zijn dienstwerk begint, roept Johannes uit: “Nu is mijn vreugde volkomen” (Joh. 3:29). Jezus zelf “jubelde … het uit, gedreven door de heilige Geest” (Luc. 10:21). Zijn boodschap brengt ons vreugde: “Dit alles heb Ik jullie gezegd om jullie deelgenoot te maken van mijn eigen vreugde, en zo jullie vreugde volkomen te maken” (Joh. 15:11). Onze christelijke vreugde wordt gedrenkt door zijn boordevolle hart. Hij belooft Zijn leerlingen: “Maar ook al zijn jullie bedroefd, jullie droefheid zal in vreugde verkeren” (Joh. 16:20). Hij gaat dan verder: “Maar Ik zal jullie weerzien en jullie hart zal vol vreugde zijn, een vreugde die niemand je ooit kan ontnemen” (Joh. 16:22). De leerlingen “verheugden” (Joh. 20:20) zich bij het zien van de verrezen Christus. In de handelingen van de Apostelen lezen we dat de eerste christenen “samen hun maaltijden in blijdschap en eenvoud van hart” aten (2:46). Waar de leerlingen kwamen “ontstond grote vreugde” (8:8); zelfs in hun vervolging bleven zij “vervuld van vreugde” (13:52). De pasgedoopte eunuch “vervolgde zijn weg met vreugde”(8:39), terwijl de gevangenbewaarder van Paulus zich “met al zijn huisgenoten verheugde … omdat hij nu in God geloofde” (16:34). Waarom zouden wij dan niet ook deze grote rivier van vreugde stappen?
6. Er zijn christenen wiens levens lijken op een Vastentijd zonder Pasen. Ik begrijp natuurlijk dat vreugde niet in alle stadia van het leven op dezelfde manier wordt uitgedrukt, in het bijzonder niet op zeer moeilijke momenten. Vreugde past zich aan en verandert, maar het houdt altijd vol, zelfs als maar een vonkje van licht dat voortkomt uit onze persoonlijke overtuiging dat, als puntje bij paaltje komt, we oneindig geliefd zijn. Ik begrijp het verdriet van mensen die groot lijden hebben moeten ondergaan, maar langzaam maar zeker moeten we allemaal de vreugde van het geloof doen laten herleven als een stil maar vast vertrouwen, zelfs temidden van grote nood: “Geluk bleef weg van mij, wat welstand is wist ik niet meer… Ik prent het mij desondanks in – dat geeft mij hoop – zonder einde is de genade van de heer, onuitputtelijk is zijn medelijden. Uw grote trouw is iedere ochtend weer nieuw… Het is goed om in stilte op redding van de heer te wachten” (Klaagl. 3:17, 21-23, 26).
7. Soms komen we in de verleiding om uitvluchten te vinden en te klagen, alsof we alleen maar gelukkig kunnen zijn als er aan duizend voorwaarden wordt voldaan. Tot op zekere hoogte komt dit omdat onze “technologische maatschappij erin is gelaagd om momenten van vreugde te dupliceren, maar het heel moeilijk heeft gevonden om vreugde voort te brengen” [2]. Ik kan wel zeggen dat de mooiste en meest natuurlijke uitingen van vreugde die ik in mijn leven heb gezien van arme mensen kwamen die weinig hadden om aan vast te houden. Ik denk ook aan de ware vreugde van anderen die, zelfs onder dingende professionele verplichtingen, in staat waren om een hart vol geloof te bewaren, in onthechting en eenvoud. Op hun eigen manier komen al deze momenten van vreugde voort uit de oneindige liefde van God die zich in Jezus Christus aan ons heeft geopenbaard. Ik ben het nooit moe om die woorden van Benedictus XVI te herhalen die ons naar de kern van het Evangelie leiden: “Aan het begin van het christenzijn staat niet een ethische beslissing of een grootse gedachte, maar de ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon die aan ons leven een nieuwe horizon en daarmee zijn definitieve richting gaf” [3].
8. Door alleen deze ontmoeting – of hernieuwde ontmoeting – met de liefde van God, die tot bloei komt als een verrijkende vriendschap, worden we bevrijd van onze beperktheid en zelfingenomenheid. We worden volledig mens als we meer dan mensen worden, als we ons door God boven onszelf uit laten stijgen om de volste waarheid over ons zijn te verkrijgen. Hier vinden we de bron en inspiratie van al onze evangelisatiepogingen. Want als we de liefde hebben ontvangen die opnieuw betekenis geeft aan onze levens, hoe kunnen we die liefde dan niet met anderen delen?
II. DE PRACHTIGE EN TROOSTENDE VREUGDE VAN HET EVANGELISEREN
9. Goedheid heeft altijd de neiging om zich te verspreiden. Elke authentieke geluks- en goedheidservaring wil van nature in ons groeien, en ieder persoon die een diepgaande bevrijding heeft ervaren wordt gevoeliger voor de noden van anderen. In haar uitbreiding schiet goedheid wortel en ontwikkelt het zich. Als we een waardig en vol leven willen leiden, moeten we ons naar anderen richten en hun welzijn nastreven. Wat dat betreft zullen een aantal uitspraken van Sint-Paulus ons niet verbazen: “De liefde van Christus laat ons geen rust” (2 Kor. 5:14); “Wee mij als ik het evangelie niet verkondigde!” (1 Kor. 9:16).
10. Het Evangelie biedt ons de kans om het leven op een hoger niveau, maar niet minder intensief, te leven: “Het leven groeit door weggegeven te worden, en het verzwakt in isolatie en gemak. Inderdaad, degenen die het meest van het leven genieten zijn zij die zekerheid achter zich laten en enthousiast worden van de missie om het leven aan anderen door te geven” [4]. Als de Kerk christenen oproept om de taak van de evangelisatie op te nemen, wijst ze hen simpelweg op de bron van de ware persoonlijke vervulling. Want “hier ontdekken we een diepgaande wetmatigheid van de werkelijkheid: dat het leven behaald wordt en groeit in de mate dat het wordt weggeschonken om aan anderen leven te geven. Dit is zeker wat missie betekent” [5]. Als gevolg, moet een verkondiger er nooit uitzien als iemand die net terug is van een begrafenis! Laten we ons enthousiasme hervinden en verdiepen, die “zachte en tegelijk sterkende vreugde te mogen evangeliseren, ook wanneer wij moeten zaaien in tranen… Moge de nu eens angstige dan weer hoopvol zoekende wereld van onze tijd de Blijde Boodschap ontvangen, niet van bedroefde, ontmoedigde, ongeduldige en angstige dragers van de evangelisatie, maar van dienaren van het evangelie wier leven vurigheid uitstraalt, die als eersten in zichzelf de vreugde van Christus hebben ontvangen” [6].
Eeuwige nieuwheid
11. Een vernieuwing van de verkondiging kan gelovigen, evenals de randkerkelijken en niet-praktiserenden, nieuwe vreugde in het geloof en vruchtbaarheid in de evangelisatie geven. De kern van de boodschap zal altijd hetzelfde zijn: De God die Zijn onmetelijke liefde heeft geopenbaard in de gekruisigde en verrezen Christus. God hernieuwt Zijn getrouwen steeds, ongeacht hun leeftijd: “Zij die hopen op de heer, vernieuwen hun kracht en slaan hun vleugels uit als adelaars; zij lopen en worden niet moe, zij rennen en raken niet uitgeput” (Jes. 40:31). Christus is het “eeuwig evangelie” (Op. 14:6); Hij is “dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid” (Heb 13:8), maar Zijn rijkdom en schoonheid zijn onuitputtelijk. Hij i altijd jong en een constante bron van nieuwheid. De Kerk is steeds verwondert over de “onpeilbare rijkdom van Gods wijsheid en kennis” (Rom. 11:33). De heilige Johannes van het Kruis zegt: “Het struikgewas van Gods wijsheid en kennis is zo diep en zo breed dat de ziel, hoeveel het er ook over te weten is gekomen, altijd dieper er in binnen kan gaan” [7]. Of, zoals Sint-Irenaeus schijft: Met Zijn komst bracht Christus alle nieuwheid met zich mee” [8]. Met deze versheid is Hij steeds in staat om onze levens en onze gemeenschappen te vernieuwen, en ook al heeft de christelijke boodschap tijden van duisternis en kerkelijke zwakte gekend, zij zal nooit oud worden. Jezus kan ook de saaie categorieën waarmee wij Hem willen insluiten doorbreken en Hij verbaast ons steeds door Zijn goddelijke creativiteit. Wanneer wij de moeite nemen om naar d bron terug te keren en de originele versheid van het Evangelie terug te vinden, dan openen zich nieuwe wegen van creativiteit, met verschillende uitdrukkingsvormen, sprekender tekenen en woorden met nieuwe betekenissen voor de moderne wereld. Elke vorm van authentieke evangelisatie is altijd “nieuw”.
12. Hoewel het waar is dat deze missie grote vrijgevigheid van ons vraagt, is het verkeerd om het te zien als een heroïsche individuele onderneming, want het is in de allereerste plaats het werk van de Heer, dat alles wat wij kunnen zien en begrijpen te boven gaat. Jezus is “de eerste die geëvangeliseerd heeft en de grootste” [9]. In elke evangelisatiehandeling hoort de eerste plaats altijd aan God, die ons heeft geroepen om met Hem samen te werken en die ons door de kracht van Zijn Geest leidt. De ware nieuwheid is de nieuwheid die God zelf op mysterieuze wijze tot stand brengt en op duizenden manieren inspireert, leidt en vergezelt. Het leven van de Kerk moet altijd duidelijk laten zien dat God het initiatief neemt, dat “Hij ons het eerst heeft liefgehad” (1 Joh. 4:19), en dat Hij alleen “de wasdom geeft” (1 Kor. 3:7). Deze overtuiging stelt ons in staat een geest van vreugde vast te houden in een taak die zo veeleisend en uitdagend is dat het ons hele leven erin betrekt. God vraagt alles van ons, maar tegelijkertijd biedt Hij ons alles aan.
13. We moeten de nieuwheid van deze missie ook niet beschouwen alsof het een soort verdringen of vergeten van de levende geschiedenis die ons omringt en ons doet voortgaan inhoudt. Herinnering is een dimensie van ons geloof dat we “deuternomisch” zouden kunnen noemen, niet veel anders da de herinnering van Israel zelf. Jezus heeft de Kerk de Eucharistie nagelaten als de dagelijkse herdenking van, en een dieper delen in, de gebeurtenis van Zijn Pasen (vg. Luc. 22:19). De vreugde van de evangelisatie komt altijd voort uit dankbare herinnering: het is een genade die we steeds moeten afsmeken. De apostelen vergaten nooit het moment waarop Jezus hun harten raakte: “Het was ongeveer het tiende uur” (Joh. 1:39). Samen met Jezus maakt deze herinnering ons deelgenoot van een “wolk van getuigen” (Heb. 12:1), waarvan wij als gelovigen sommigen met grote vreugde herdenken: “Blijf aan uw leiders denken, die het woord van God verkondigd hebben” (Heb. 13:7). Sommigen van hen waren gewone mensen die ons nabij waren en ons het leven van het geloof leerden kennen: “Dan komt uw ongeveinsd geloof mij voor de geest, dat geloof dat eerst uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunike bezield heeft” (2 Tim. 1:5). De gelovige is, in essentie, “iemand die herinnert”.
III. DE NIEUWE EVANGELISATIE VOOR HET DOORGEVEN VAN HET GELOOF
14. Met aandacht voor de ingevingen van de Heilige Geest die ons samen helpt om de tekenen van de tijd te verstaan, kwam de XIII Gewone Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode samen van 7 tot 28 oktober 2012 om het onderwerp van De nieuwe evangelisatie voor het doorgeven van het christelijk geloof te bespreken. De Synode bevestigde opnieuw dat de nieuwe evangelisatie een oproep tot allen is en dat het op drie belangrijke bases moet worden uitgevoer [10].
Op de eerste plaats kunnen we het gebied van het algemene pastorale dienstwerk noemen, dat wordt “aangespoord door het vuur van de Geest, om zo de harten van de gelovigen aan te vuren, die regelmatig deelnamen aan de gezamenlijke eredienst en op de Dag des Heren samenkomen om gevoed te worden met Zijn woord en het brood van eeuwig leven” [11]. In deze categorie kunnen we ook die leden van de gelovigen insluiten die een diep en gemeend geloof bewaren, dat op verschillende manieren uiten, maar die zelden deelnemen aan de eredienst. Het algemene pastorale dienstwerk wil gelovigen helpen geestelijk te groeien zodat zij steeds vollediger kunnen antwoorden op Gods liefde in hun leven.
Een tweede gebied is dat van “de gelovigen wiens levens niet de vereisten van het Doopsel weerspiegelen” [12], die een betekenisvolle relatie met de Kerk missen en niet langer de troost ervaren die voortkomt uit geloof. De Kerk probeert hen in haar moederlijke zorg te helpen om een bekering te ervaren die de vreugde van het geloof in hun harten zal herstellen en hen inspirieren tot een toewijding tot het Evangelie.
Als laatste mogen we niet vergeten dat evangelisatie in de allereerste plaats gaat om de verkondiging van het Evangelie aan hen die Jezus Christus niet kennen of die Hem altijd hebben afgewezen. Velen van hen zoeken God in stilte, geleid door een verlangen om Zijn gelaat te zien, zelfs in landen met een oeroude christelijke traditie. Zij hebben allen het recht om het Evangelie te ontvangen. Christenen hebben de plicht het Evangelie te verkondigen zonder iemand uit te sluiten. In plaats van nieuwe verplichtingen op te leggen, moeten zij voorkomen als mensen die hun vreugde willen delen, die wijzen op een horizon van schoonheid en die anderen voor een heerlijke maaltijd uitnodigen. De Kerk groeit niet door proberen te bekeren, maar “door aantrekking” [13].
15. Johannes Paulus II vroeg ons te erkennen “dat de gerichtheid op de verkondiging [aan hen die ver van Christus zijn]… niet verloren [moet] gaan … aangezien dit de eerste taak is van de Kerk” [14]. Zeker, “tegenwoordig is de missieactiviteit nog steeds de grootste uitdaging voor de Kerk” [15] en “de zaak van de missie [komt] op de eerste plaats” [16]. Wat zou er gebeuren als we deze woorden serieus zouden nemen? We zouden beseffen dat de missie paradigmatisch is voor al het handelen van de Kerk. Langs die lijn stelden de Latijns-Amerikaanse bisschoppen dat “we niet kalm en passief in ons kerkgebouwen kunnen blijven afwachten” [17]; we moeten “van een pastoraal dienstwerk dat alleen om bewaren gaat” naar “een beslist missionair pastoraal dienstwerk” [18]. Deze taak blijft een bron van grote vreugde voor de Kerk: “Ik zeg u, zo zal er in de hemel meer blijdschap zijn over één zondaar die zich bekeert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben” (Luc. 15:7).
Het doel en de beperkingen van deze Exhortatie
16. Ik nam graag het verzoek van de Synodevaders aan om deze Exhortatie te schrijven [19]. Hiermee oogst ik de rijke vruchten van het werk van de Synode. Daarnaast heb ik het advies gezocht van een aantal mensen en wil ik mijn eigen gedachten over dit specifieke hoofdstuk van het evangelisatiewerk van de Kerk uitdrukken. Talloze onderwerpen die betrekking hebben op de evangelisatie zouden hier besproken kunnen worden, maar ik heb ervoor gekozen om deze vele vragen die verdere bezinning en studie vereisen niet te behandelen. Ik ben ook niet van mening dat het pauselijk leerambt geacht kan worden een definitief of volledig antwoord te hebben op elke vraag die de Kerk en de wereld raakt. Het is niet raadzaam voor de paus om de plek van de plaatselijke bisschop in te nemen in het onderscheiden van elk onderwerp dat in hun gebied ontstaat. Zo ben ik mij bewust van de behoefte om een doordachte “decentralisatie” te bevorderen.
17. Hier heb ik gekozen een aantal richtlijnen aan te geven die de hele Kerk kunnen aanmoedigen en leiden in een nieuwe fase van evangelisatie, een fase gekenmerkt door enthousiasme en vitaliteit. In dit verband, en op basis van wat de Dogmatische Constitutie Lumen Gentium leert, heb ik besloten om, naast andere onderwerpen, de volgende vragen uitgebreid te bespreken:
a) de hervorming van de Kerk in haar missionair bereik;
b) de verleidingen van werkers in het pastoraat;
c) de Kerk, begrepen als het hele Volk van God dat evangeliseert;
d) de homilie en de voorbereiding ervan;
e) het opnemen van de armen in de maatschappij;
f) vrede en dialoog binnen de maatschappij;
g) de geestelijke motivatie voor de missie.
18. Ik heb deze onderwerpen uitgebreid behandelt, met zoveel details dat sommigen het misschien overdreven vinden. Maar dat heb ik niet gedaan met de bedoeling om een uitgebreide verhandeling te schrijven, maar simpelweg als een manier om de belangrijke praktische toepassingen ervan te laten zien voor de missie van de Kerk van vandaag. Allemaal helpen ze vorm te geven aan een uiteindelijke stijl van evangeliseren die ik u vraag over te nemen in alle activiteiten die u onderneemt. Op die manier kunnen we in onze dagelijkse bezigheden de Bijbelse oproep opnemen: “Verheug u altijd in de Heer. Nog eens: verheug u!” (Fil. 4:4).
HOOFDSTUK ÉÉN
DE MISSIONAIRE TRANSFORMATIE VAN DE KERK
Evangelisatie gebeurt in gehoorzaamheid aan de opdracht van Jezus: “Ga, en maak alle volkeren tot leerling; doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest, en leer hun alles onderhouden wat Ik jullie geboden heb” (Matt. 28:19-20). In deze verzen zien we hoe de verrezen Christus Zijn volgelingen uitzond om het Evangelie in alle tijden en plaatsen te verkondigen, zodat het geloof in Hem zich naar alle hoeken van de aarde kan verspreiden.
I. EEN KERK DIE GAAT
20. Het woord van God laat ons steeds zien hoe God degenen die in Hem geloven uitdaagt “te gaan”. Abraham kreeg de oproep om naar een nieuw land te gaan (vg. Gen 12:1-3). Mozes hoorde de oproep van God: “Ga er dus heen, Ik zend u” (Ex. 3:10) en leidde het volk naar het beloofde land (vg. Ex. 3:17). Tot Jeremia zei God: “Ga naar iedereen tot wie Ik u zend” (Jer. 1:7). In onze tijd weerklinkt het gebod van Jezus om “te gaan en leerlingen te maken” in de veranderlijke scenarios en steeds weer nieuwe uitdagingen voor de evangelisatiemissie van de Kerk, en wij zijn allen geroepen om deel te nemen dit nieuwe missionaire “gaan”. Iedere christen en elke gemeenschap moet de weg onderscheiden die de Heer wijst, maar we zijn allen geroepen om vanuit onze veilige omgeving naar buiten te treden om zo alle “randgebieden” te bereiken die het licht van het Evangelie nodig hebben.
21. De Evangelievreugde die de gemeenschap van leerlingen verlevendigt is een missionaire vreugde. De tweeënzeventig leerlingen ervoeren het toen ze van hun missie terugkeerden (vg. Luc. 10:17). Jezus ervoer het toen Hij het in de Heilige Geest uitjubelde en de Vader dankte dat Hij zich aan de armen en kleinsten heeft geopenbaard (vg. Luc. 10:21). De eerste bekeerlingen, die zich verwonderden toen zij, op de dag van Pinksteren, de apostelen “in zijn eigen taal” (Hand. 2:6) hoorden verkondigen, ervoeren het. Deze vreugde is een teken dat het Evangelie is verkondigd en vruchten voortbrengt. Maar de drang om te gaan en te geven, om buiten onszelf te gaan, om door te gaan met het zaaien van het goede zaad, blijft altijd aanwezig. De Heer zegt: “Laten we ergens anders heen gaan, naar de dorpen in de buurt, zodat Ik ook daar kan verkondigen. Want met dat doel ben Ik weggegaan” (Mar. 1:38). Als het zaad eenmaal op een plek gezaaid is blijft Jezus niet wachten om dingen uit te leggen of nog meer tekenen te laten zien; de Geest zet Hem aan om verder te gaan, naar andere dorpen.
22. Het woord van God is onvoorspelbaar, wat de kracht ervan betreft. Het Evangelie spreekt van een zaadje dat, eenmaal gezaaid, vanzelf groeit, zelfs als de zaaier slaapt (Mar. 4:26-29).. De Kerk moet deze weerbarstige vrijheid van het woord, dat doet het wil op manieren die onze berekeningen en denkwijzen overstijgen, accepteren.
23. De nabijheid van de Kerk tot Jezus is een onderdeel van een gezamenlijke reis; “de gemeenschap en de zending zijn nauw met elkaar verbonden” [20]. Trouw aan het voorbeeld van de Meester is het van vitaal belang voor de Kerk van vandaag om er op uit te gaan en het Evangelie te verkondigen aan iedereen: in alle plaatsen, bij elke gelegenheid, zonder aarzelen, twijfel of angst. De vreugde van het Evangelie is voor alle mensen: niemand kan worden uitgesloten. Dat is wat de engel verkondigde aan de herders in Bethlehem: “Schrik niet, want ik heb een goede boodschap voor u, een grote vreugde voor het hele volk” (Luc. 2:10). Het Boek Openbaring spreekt van “een eeuwig evangelie te verkondigen aan de bewoners van de aarde, aan alle naties en stammen en talen en volken” (Op. 14:6).
De eerste stap zetten, betrokken en tot steun zijn, vrucht dragend en vierend
24. Die Kerk die “erop uit gaat” is een gemeenschap van missionaire leerlingen die de eerste stap zetten, die betrokken en elkaar en anderen tot steun zijn, die vrucht dragen en vieren. Een evangeliserende gemeenschap weet dat de Heer het initiatief heeft genomen, Hij heeft ons als eerste liefgehad (vg. 1 Joh. 4:19), en daarom kunnen wij voortgaan, moedig het initiatief nemen, naar anderen toe gaan, diegenen zoeken die weggevallen zijn, op een kruispunt staan en de verworpene verwelkomen. Zo’n gemeenschap heeft een eindeloos verlangen om genadig te zijn, als de vrucht van zijn eigen ervaring van de kracht van de eindeloze genade van de Vader. Laten we iets meer ons best doen om de eerste stap te zetten en betrokken te zijn. Jezus waste de voeten van Zijn leerlingen. De Heer raakt betrokken en Hij betrekt de zijnen als Hij neerknielt om hun voeten te wassen. Hij zegt tot Zijn leerlingen: “gelukkig ben je als je er ook naar handelt” (Joh. 13:17). Een evangeliserende gemeenschap raakt in woord en daad betrokken ibij het dagelijks leven van mensen; zij overbrugt afstanden, is bereidt zich zonodig klein te maken, en omhelst het menselijk even, raakt het lijdende vlees van Christus in anderen. Verkondigers nemen zo de “geur van de schapen” aan en de schapen zijn bereid hun stem te horen. Een evangeliserende gemeenschap is ook ondersteunend, staat naast mensen op elke stap van de weg, ongeacht hoe moeilijk dit ook mag blijken te zijn of hoe lang ook mag duren. Zij is bekend met geduldige verwachting en apostolisch uithoudingsvermogen. Evangelisatie bestaat grotendeels uit geduld en het negeren van de beperkingen van de tijd. Trouw aan het geschenk van de Heer draagt zij ook vrucht. Een evangeliserende gemeenschap is altijd bezig met vruchten, want de Heer wil dat zij vruchtbaar is. Het draagt zorg voor het graan en verliest met het onkruid niet haar geduld. Als hij onkruid ziet opschieten tussen het graan, moppert of reageert de zaaier niet overdreven. Hij of zij vindt een manier om het woord vlees aan te laten nemen in een specifieke situatie en vruchten van nieuw leven te dragen, hoe imperfect of incompleet deze ook schijnen te zijn. De leerling is bereid om zijn of haar hele leven op het spel te zetten, zelfs het martelaarschap te accepteren, om te getuigen van Jezus Christus, maar het doel is niet vijanden maken, maar Gods woord aangenomen en haar vermogen tot bevrijding en vernieuwing onthult te zien worden. Als laatste is een evangeliserende gemeenschap vol van vreugde; zij weet hoe zij altijd vreugdevol kan zijn. Zij viert elke kleine overwinning, elke stap voorwaarts in het evangelisatiewerk. Evangelisatie met vreugde wordt schoonheid in de liturgie, als deel van onze dagelijkse zorg om goedheid te verspreiden. De Kerk evangeliseert en wordt zelf geëvangeliseerd door de schoonheid van de liturgie, die zowel een viering van de evangelisatietaak is als de bron van haar hernieuwde zelfgave.
II. PASTORALE ACTIVITEIT EN BEKERING
25. Ik ben mij ervan bewust dat documenten tegenwoordig niet dezelfde interesse genieten als in het verleden, en dat ze snel vergeten zijn. Maar toch wil ik benadrukken dat wat ik hier probeer uit te drukken van programmatisch belang is en belangrijke gevolgen heeft. Ik hoop dat alle gemeenschap de nodige moeten zullen doen om verder te gaan op de weg van een pastorale en missionaire bekering die de dingen niet kan laten zoals ze nu zijn. “Pure administratie” kan niet langer voldoende zijn [21]. Laat ons in heel de wereld “in een permanente staat van missie” [22] zijn.
26. Paulus VI nodigde ons uit om de oproep tot vernieuwing uit te diepen en duidelijk te maken dat vernieuwing niet alleen individuen, maar de gehele Kerk betreft. Laten we opnieuw kijken naar een gedenkwaardige tekst die ons blijft uitdagen. De Kerk moet “dieper doordringen in de leer over haar oorsprong, haar wezen… Uit dit duidelijk en vurig zelfbewustzijn van de Kerk volgt een spontaan verlangen het ideaalbeeld, dat Christus voor zijn Kerk als Zijn heilige en onbesmette Bruid heeft gewild (vg. Ef. 5:27), te vergelijken met haar feitelijk gelaat, dat zich tegenwoordig aan onze ogen voordoet… Hieruit volgt dat de Kerk met een sterke en vurige geestdrift haar eigen vernieuwing nastreeft, een verbetering dus van de fouten, die haar leden toegelaten hebben en die door haar zelfkennis, als in de spiegel van haar voorbeeld Christus, worden aangewezen en veroordeeld” [23]. Het Tweede Vaticaans Concilie presenteerde kerkelijke bekering als openheid voor een constante zelfvernieuwing, voortgekomen uit trouw aan Jezus Christus: “Iedere vernieuwing van de Kerk bestaat [wezenlijk] in een grotere getrouwheid jegens haar roeping… Christus roept de Kerk op haar aardse pelgrimstocht tot deze voortdurende hervorming, die zij als menselijke en aardse instelling steeds weer nodig heeft” [24].
Er zijn kerkelijke structuren die pogingen tot evangelisatie kunnen bemoeilijken, maar ook goede structuur zijn alleen nuttig als ze continu worden gedreven, onderhouden en beoordeeld door een leven. Zonder nieuw leven en een ware evangelische geest, zonder de “getrouwheid jegens haar roeping” van de Kerk, zal elke nieuwe structuur al snel ineffectief blijken.
Een kerkelijke vernieuwing die niet kan worden uitgesteld
27. Ik droom van een “missionaire keuze”, dat wil zeggen een missionaire prikkel die alles kan veranderen, zodat de gewoonten, manier van dingen doen, tijden en schema’s, taal en structuren van de Kerk op de juiste wijze kunnen worden toegewend voor de evangelisatie van de moderne wereld, in plaats van voor haar zelfbehoud. De vernieuwing van structuren waar de pastorale bekering om vraagt kan alleen in dit licht worden begrepen: als onderdeel van een poging om ze meer op de missie te richten, om gewone pastorale activiteit op elk niveau insluitender en opener te maken, om in werkers in het pastoraat een blijvend verlangen te wekken om erop uit te gaan en op deze manier een positief antwoord uit te lokken in allen die Jezus oproept tot vriendschap met Hem. Zoals Johannes Paulus II eens zei tot de bisschoppen van Oceanië: “Alle vernieuwing in de Kerk moet missie als haar doel hebben, wil het niet ten prooi vallen aan een soort van kerkelijke ingekeerdheid” [25].
28. De parochie is geen achterhaald instituut; juist omdat het ontzettend flexibel is kan het verschillende vormen aannemen, afhankelijk van de openheid en missionaire creativiteit van de pastor en de gemeenschap. Hoewel het zeker niet het enige evangeliserende instituut is, blijft het, als het in staat blijkt tot zelfvernieuwing en constante aanpasbaarheid, “de Kerk zelf die leeft temidden van de huizen van haar zonen en dochters” [26]. Dit veronderstelt dat de parochie in contact is met de huizen en levens van haar mensen, en niet een nutteloze structuur wordt die geen voeling heeft met mensen, of een zelfingenomen cluster van een paar verkozen enkelingen. De parochie is de aanwezigheid van de Kerk in een bepaald gebied, een omgeving voor het horen van Gods woord, om te groeien in het christelijk leven, voor dialoog, verkondiging, liefdadigheid, eredienst en vieren [27]. In al haar activiteiten bemoedigt en traint de parochie haar leden om verkondigers te zijn [28]. Het is een gemeenschap van gemeenschappen, een toevluchtsoord waar de dorstigen komen drinken tijdens hun reis, en een centrum van constant missionair bereik. We moeten echter toegeven dat de oproep om onze parochies te beschouwen en vernieuwen nog niet genoeg is geweest om ze dichter bij de mensen te brengen, om ze omgevingen te maken van levende gemeenschap en deelname, en ze volledig gericht te maken op de missie.
29. Andere Kerkelijke instanties, gewone en kleine gemeenschappen, bewegingen en verenigingen zijn een bron van rijkdom voor de Kerk, opgericht als zij zijn in de Geest om verschillende gebieden en sectoren te evangeliseren. Vaak brengen zij een nieuwe evangeliserende ijver en een nieuwe kans tot dialoog met de wereld met zich mee, waardoor de Kerk wordt vernieuwd. Maar voor hen zal het goed zijn om het contact met de rijke realiteit van de plaatselijke parochie niet te verliezen en van harte mee te doen in de algehele pastorale activiteit van de plaatselijke Kerk [29]. Dit soort integratie zal voorkomen dat zij zich alleen richten op een deel van het Evangelie of de Kerk, of nomaden zonder wortels worden.
30. Elke plaatselijke Kerk, als onderdeel van de Katholieke Kerk onder leiding van haar bisschop, is evenzo geroepen tot missionaire bekering. Zij is het eerste doel van evangelisatie [30], want zij is de concrete manifestatie van de ene Kerk op een specifieke plaats, en in haar is “de ene heilige, katholieke en apostolische Kerk van Christus werkelijk aanwezig en in werking” [31]. Zij is de Kerk aanwezig op een bepaalde plaats, toegerust met alle middelen van verlossing die Christus geschonken heeft, maar met plaatselijke kenmerken. Haar vreugde in het verkondigen van Christus is zowel zichtbaar in de zorg om Hem op plekken met grote behoefte te verkondigen en in het steeds erop uit gaan naar de randen van haar eigen gebied of naar nieuwe sociaal-culturele omgevingen [32]. Waar de behoefte aan het licht en het leven van de Verrezen Christus ook het hoogste is, daar zal zij willen zijn [33]. Om deze missionaire impuls steeds gerichter, vrijgeviger en vruchtbaarder te laten zijn, moedig ik elke plaatselijke Kerk aan om een vastberaden onderscheidings-, zuiverings- en hervormingsproces te ondernemen.
31. De bisschop moet deze missionaire communie in zijn diocesane Kerk altijd koesteren en het ideaal nastreven van de eerste christelijk gemeenschappen, waarin de gelovigen één in hart en ziel waren (vg. Hand. 4:32). Om dit te bereiken zal hij soms zijn mensen vooruitgaan, de weg wijzen en hun hoop levend houden. Op andere momenten zal hij simpelweg bescheiden en genadig onder hen zijn. En op nog andere momenten zal hij achter hen aan lopen, degenen die achterblijven helpend en – bovenal – de kudde nieuwe paden laten inslaan. Op zijn missie een dynamische, open en missionaire communie te bevorderen zal hij aan moeten moedigen en de middelen tot deelname moeten ontwikkelen zoals voorgesteld in het Kerkelijk Wetboek [34], en andere vormen van pastorale dialoog, vanuit het verlangen om naar iedereen te luisteren en niet slechts naar degenen die hem vertellen wat hij wil horen. Maar het belangrijkste doel van deze deelnameprocessen moet niet de kerkelijke organisatie zijn, maar veeleer het missionaire verlangen om iedereen te bereiken.
Mijn enorme dank voor deze NL vertaling. Ik zal hem zeer aandachtig lezen. Ik vind de woorden van deze paus een enorme aansporing om te trachten een Christelijk leven te leiden.
Dank u voor de vertaling! Het klinkt zeer mooi, nabij en menselijk… en toch kan ik me niet van de indruk ontdoen dat dit alles vooral bedoeld is om de vele evangelische (geld-) kerken van Afrika, Azië en Amerika van antwoord te dienen. En zo belandt deze begrijpbare, goed geschreven,, aanmoedigende tekst voor de bedienaren van de katholieke kerk… in de poel van strijd en verzet tegen de groeiende almacht van de protestantse kerken met hun kapitalistische en ultraliberale dwaalleer.
Terecht natuurlijk… maar in dit deel van Europa zal daar weinig weerklank op klinken, vrees ik.
Nochtans ben ik blij verrast – vreugdevol – over deze nieuwe wind in het aloude, erudiete instituut van “de kerk”.
Dank u wel voor het werken aan deze vertaling. Ik had er behoefte aan en ga hem nu zeer geïnteresseerd lezen