Homilie bij de opening van de Bisschoppensynode

“Als wij elkaar liefhebben, woont God in ons, en is zijn liefde in ons volmaakt geworden”(1 Joh. 4:12).

De Schriftlezingen van deze zondag lijken juist gekozen te zijn voor dit genademoment dat de Kerk beleeft: de Algemene Vergadering van de Bisschoppensynode over het gezin, dat begint met deze Eucharistieviering. De lezingen richten zich op drie onderwerpen: eenzaamheid, liefde tussen man en vrouw, en het gezin.

Eenzaamheid

Zoals we in de eerste lezing hoorden woonde Adam in de Tuin van Eden. Hij gaf namen aan alle andere schepselen als een teken van zijn heerschappij, zijn duidelijke en onbestreden macht, over hen. Maar toch voelde hij zich alleen, “een hulp die bij hem paste vond de mens niet” (Gen. 2:20). Hij was eenzaam.

Talloze mannen en vrouwen in onze tijd ervaren het drama van de eenzaamheid. Ik denk aan de ouderen, zelfs door hun geliefden en kinderen verlaten; weduwen en weduwnaars; de vele mannen en vrouwen die door hun echtgenoten verlaten zijn; allen die zich alleen, onbegrepen en ongehoord voelen; migranten en vluchtelingen, op de vlucht voor oorlog en vervolging; en de vele jonge mensen die slachtoffer zijn van de consumptiemaatschappij, de cultuur van verspilling, de wegwerpcultuur.

Vandaag zien we de paradox van een geglobaliseerde wereld vol met luxe huizen en wolkenkrabbers, maar een afname van de warmte van thuis en gezin; vele ambitieuze plannen en projecten, maar weinig tijd ervan te genieten; vele geavanceerde vormen van vermaak, maar een diepe en toenemende innerlijke leegte; veel genot, maar weinig liefde; vele vrijheden, maar weinig vrijheid… Het aantal eenzame mensen blijft toenemen, net als het aantal mensen dat gevangen zit in egoïsme, droefgeestigheid, verwoestend geweld en de slavernij van genot en geld.

Onze huidige ervaring is op een bepaalde manier zoals die van Adam: zoveel macht en tegelijkertijd zoveel eenzaamheid en kwetsbaarheid. Dit is zichtbaar in het gezin. Mensen zijn steeds minder serieus als het gaat om het opbouwen van een sterke en vruchtbare liefdesrelatie: in ziekte en gezondheid, goede en kwade tijden. Op een liefde die blijvend, trouw, gewetensvol, stabiel en vruchtbaar is wordt steeds meer neergekeken, gezien als een vreemd overblijfsel uit het verleden. Het lijkt erop dat de meest ontwikkelde maatschappijen ook degene zijn de laagste geboortecijfers en de hoogste abortus-, scheidings- en zelfmoordcijfers hebben, evenals vervuiling van maatschappij milieu.

Liefde tussen man en vrouw

In de eerste lezing horen we ook dat God geraakt was door de eenzaamheid van Adam. Hij zei: “Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past” (Gen. 2:18). Deze woorden laten zien dat niets het hart van een man zo gelukkig maakt als een ander hart zoals het zijne, een hart dat hem lief heeft en zijn eenzaamheidsgevoel wegneemt. Deze woorden laten ook zien dat God ons niet geschapen heeft om in droefheid of alleen te leven. Hij schiep man en vrouw voor het geluk, om hun weg te delen met iemand die hen aanvult, om de wonderlijke ervaring van de liefde te beleven: lief te hebben en liefgehad te worden, en hun liefde vrucht zien dragen in kinderen, zoals de psalm van vandaag zegt (vg. Ps. 128).

Dit is de droom van God voor Zijn geliefde schepping: het vervult te zien in de liefhebbende vereniging tussen en man en een vrouw, zich verheugend in de gezamenlijke reis, vruchtbaar in hun wederzijdse zelfgave. Het is hetzelfde plan dat Jezus vandaag in het Evangelie aangeeft: “Maar vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze zijn dus niet meer twee, maar één. Dus: wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden” (Mar. 10:6-8); vg. Gen. 1:27, 2:24).

Op een retorische vraag – waarschijnlijk bedoeld als valstrik om Hem minder populair te maken bij de massa, die echtscheiding als een gevestigd en onschendbaar recht beschouwde – antwoordt Jezus op een rechtstreekse en onverwachte manier. Hij keert terug naar het begin van de schepping, om ons te leren dat God de menselijke liefde zegent, dat Hij het is die de harten van twee mensen die elkaar liefhebben verenigt, die hen in eenheid en onverbrekelijkheid samenbrengt. Dat laat ons zien dat het doel van de huwelijkse liefde niet slechts voor het leven samenleven is, maar elkaar voor het leven liefhebben! Zo herbevestigt Jezus de orde die vanaf het begin aanwezig was.

Gezin

“Dus: wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden” (Mar. 10:9). Dit is een vermaning aan gelovigen om elke vorm van individualisme en legalisme, die een beperkt egocentrisme en een angst om de ware betekenis van het koppel en van de menselijke seksualiteit in Gods plan verbergt, te overwinnen.

Immers, alleen in het licht van de dwaasheid van de belangeloosheid van de Paasliefde van Jezus zal de dwaasheid van een exclusieve en levenslange echtelijke liefde logisch zijn. Voor God is het huwelijk niet een puberaal utopia, maar een droom zonder welke Zijn schepselen tot de eenzaamheid zijn verdoemd! Ja, angst om Zijn plan aan te nemen verlamt het menselijk hart.

Paradoxaal genoeg blijven mensen van vandaag – die dit plan vaak bespotten – aangetrokken en gefascineerd door elke authentieke liefde, elke standvastige liefde, elke vruchtbare liefde, elke trouwe en blijvende liefde. We zien mensen vluchtige liefdes najagen terwijl zij dromen van ware liefde; ze jagen vleselijke lusten na maar verlangen naar de totale zelfgave.

“Nu we volledig hebben geproefd van de beloften van onbeperkte vrijheid, beginnen we die oude uitdrukking “wereld-moeheid” opnieuw te waarderen. Verboden genoegens hebben hun aantrekkingskracht verloren op hetzelfde moment dat zij niet langer verboden waren. Zelfs als ze tot het uiterste gedreven waren en eindeloos vernieuwd, bleken ze saai, want het zijn beperkte werkelijkheden, terwijl wij dorsten naar het oneindige” (JOSEPH RATZINGER, Auf Christus schauen. Einübung in Glaube, Hoffnung, Liebe. Freiburg, 1989, p. 73).

In deze extreem moeilijke sociale en echtelijke context is de Kerk geroepen haar missie in trouw, waarheid en liefde uit te voeren. Haar missie uit te dragen, trouw aan haar Meester als een stem die roept in de woestijn, door het verdedigen van trouwe liefde en het aanmoedigen van de vele gezinnen die het huwelijksleven als een ervaring beleven die Gods liefde openbaart; door het verdedigen van de waardigheid van het leven, van elk leven; door het verdedigen van de eenheid en onontbindbaarheid van de huwelijksband als teken van Gods genade en het vermogen van de menselijke persoon om serieus lief te hebben.

Haar missie in waarheid uit te dragen, die niet veranderd door voorbijgaande grillen of populaire meningen. De waarheid die individuen en de mensheid als geheel beschermt voor de verleiding van egocentrisme en voor het veranderen van vruchtbare liefde in steriel egoïsme, trouwe eenheid in tijdelijke verbintenissen. “Zonder waarheid glijdt de liefde af in sentimentaliteit. Ze wordt een leeg omhulsel, dat men naar believen kan vullen. Dat is het noodlottige gevaar voor de liefde in een cultuur zonder waarheid” (BENEDICTUS XVI, Caritas in Veritate, 3).

Haar missie in liefde uit te voeren, niet met een wijzend vingertje anderen oordelen, maar – trouw aan haar aard als moeder – zich bewust zijn van haar taak gekwetste koppels op te zoeken en te verzorgen met het olie van acceptatie en barmhartigheid; een “veldhospitaal” te zijn met de deuren wijd open voor wie er ook aanklopt op zoek naar hulp en steun; met ware liefde naar anderen toe te komen, op te trekken met onze medemannen en -vrouwen die lijden, hen op te nemen en te leiden naar de bron van verlossing.

Een Kerk die de fundamentele waarden onderwijst en verdedigt, en daarbij niet vergeet dat “de sabbat [er]  voor de mens [is], en niet de mens voor de sabbat” (Mar. 2:27); en dat Jezus ook gezegd heeft: “Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars” (Mar. 2:17). Een Kerk die de ware liefde onderwijst, die eenzaamheid weg kan nemen zonder haar taak om een barmhartige Samaritaan te zijn voor de gewonde mensheid te verwaarlozen.

Ik weet nog dat de heilige Johannes Paulus II zei: “Dwalingen en het kwaad moeten altijd worden veroordeeld en bestreden; maar de mens die faalt of dwaalt moet worden begrepen en geliefd zijn… we moeten onze tijd liefhebben en de mens van onze tijden helpen” (JOHANNES PAULUS II, Toespraak voor de Leden van de Italiaanse Katholieke Actie, 30 december 1978). De Kerk moet deze personen opzoeken, verwelkomen en vergezellen, want een Kerk met gesloten deuren verraadt zichzelf en haar taak, en wordt in plaats van een brug, een wegversperring: “Want Hij die heiligt en zij die geheiligd worden hebben allen één Oorsprong; daarom schrikt Hij er ook niet voor terug om hen zijn broeders te noemen” (Heb. 2:11).

In deze geest vragen wij de Heer met ons te zijn tijdens de Synode en Zijn Kerk te leiden, op voorspraak van de Heilige Maagd Maria en Sint Jozef, haar meest kuise echtgenoot.