Introductie op de Geest van de Liturgie – onofficiële vertaling

[Noot: Onderstaande vertaling is niet officieel of gesanctioneerd. Alle fouten en verkeerde interpretaties zijn dan ook de mijne. Voor de passages uit Sacrosanctum Concilium, Ecclesia de Eucharistia, Mediator Dei, Sacramentum Caritatis, en Deus caritas est heb ik gebruik gemaakt van de vertalingen die beschikbaar zijn op RKDocumenten.nl. De teksten van Kardinaal Ratzinger (uit ‘De Geest van de Liturgie’ en ‘God en de Wereld’) zijn vertalingen van de Engelse tekst, dat op zijn beurt een vertaling uit het Italiaans was. De kans op fouten is daarmee iets hoger dan in de rest van de tekst.]

INTRODUCTIE OP DE GEEST VAN DE LITURGIE

Vaticaanstad, 6 januari 2010

Een Conferentie voor het Jaar van de Priester

door Mgr. Guido Marini

Pauselijk Ceremoniemeester 

Ik stel voor om een aantal onderwerpen te belichten die te maken hebben met de geest van de liturgie en deze met u te overwegen; ja, ik ben van plan een onderwerp aan te snijden dat vereist dat ik veel zeg. Niet alleen omdat het spreken over de geest van de liturgie een veeleisende en complexe taak is, maar ook omdat er al veel belangrijke werken over dit onderwerp zijn geschreven door auteurs van een ongetwijfeld hoog theologisch en liturgisch niveau. Ik denk daarbij aan twee personen onder hen in het bijzonder: Romano Guardini and Joseph Kardinaal Ratzinger.

Aan de andere kant is het tegenwoordig des te meer noodzakelijk om over de geest van de liturgie te spreken, vooral voor ons leden van het heilig priesterschap. Daarbij, er is een dringende noodzaak om de ‘authentieke’ geest van de liturgie opnieuw te bevestigen, zoals deze aanwezig is in de ononderbroken traditie van de Kerk, en waarvan wordt getuigd, in continuïteit met het verleden, in de meest recente leerstellingen van het Magisterium: te beginnen bij het tweede Vaticaans concilie tot en met het huidige pontificaat. Ik gebruik met opzet het woord continuïteit, een woord dat de huidige Heilige Vader zeer na aan het hart ligt. Voor hem is het het enige gezaghebbende criterium waarmee men het leven van de Kerk kan begrijpen, en meer specifiek de concilie-documenten, inclusief alle voorgestelde hervormingen daarin. Hoe kan het ook anders? Kan men werkelijk spreken over een Kerk van het verleden en een Kerk van de toekomst alsof er een historische breuk zou hebben plaatsgehad in het lichaam van de Kerk? Kan iemand zeggen dat de Bruid van Christus in een bepaalde periode in het verleden had bestaan zonder hulp van de Heilige Geest, zodat we de herinnering aan die tijd kunnen uitwissen en welbewust vergeten?

Niettemin lijkt het soms alsof bepaalde personen werkelijk een denkwijze aanhangen die rechtmatig een ideologie genoemd kan worden, of eerder nog een vooroordeel dat niets van doen heeft met het ware geloof toegepast op de Kerkgeschiedenis.

Een voorbeeld van de vruchten van deze misleidende ideologie is het terugkerende onderscheidend tussen de Kerk van voor het concilie en de Kerk van na het concilie. Zo’n onderscheid kan legitiem zijn, maar alleen op voorwaarde dat er niet over twee Kerken wordt gesproken: één, de Kerk van voor het concilie, die niets meer te zeggen of te geven heeft omdat ze voorbijgestreefd is, en een tweede, de Kerk van na het concilie, een nieuwe werkelijkheid voortgekomen uit het Concilie die, vanwege haar veronderstelde geest, niet in continuïteit is met haar verleden. Deze manier van spreken en vooral van denken mag niet de onze zijn. Afgezien nog van het feit dat ze niet klopt, is ze al voorbijgestreefd en ouderwets, wellicht begrijpelijk vanuit geschiedkundig oogpunt, maar desalniettemin verbonden met een seizoen in het leven van de Kerk dat nu voorbij is.

Heeft dat wat we tot nu hebben besproken over ‘continuïteit’ iets te doen met het onderwerp waarover ik ben gevraagd te spreken? Ja, absoluut. De authentieke geest van de liturgie is niet blijvend als ze niet wordt benaderd met een gemoedsrust die alle polemieken over het recente en verre verleden achter zich laat. De liturgie kan en mag geen gelegenheid zijn voor conflicten tussen hen die alleen dat wat voor ons kwam goed vinden, en hen die daarin altijd iets slechts ontdekken. De enige houding waardoor wij de authentieke geest van de liturgie kunnen verkrijgen, met vreugde en echt spiritueel geluk, is het beschouwen van zowel de liturgie van de Kerk van het verleden als van het heden als één erfdeel dat zich ononderbroken ontwikkelt. Een geest die we als gevolg daarvan moeten ontvangen van de Kerk, en die niet het product is van ons eigen handelen. Een geest, zou ik willen toevoegen, die ons naar het essentiële in de liturgie leidt of, preciezer gezegd, naar door de Heilige Geest geïnspireerd en geleid gebed. De Heilige Geest, waarin Christus steeds weer aanwezig wordt voor ons in ons leven vandaag. De geest van de liturgie is eigenlijk de liturgie van de Heilige Geest.

Ik zal niet pogen om het voorgestelde onderwerp tot in de diepte uit te werken, of om alle verschillende onderdelen ervan, die nodig zijn voor een overzicht en diepgaand begrip van de vraag, te behandelen. Ik zal mij bepreken tot het bespreken van een aantal onderdelen die van belang zijn voor de liturgie, in het bijzonder in relatie tot het vieren van de Eucharistie, zoals de Kerk die voorstelt, op de wijze zoals ik die in de afgelopen twee jaar heb geleerd in dienst van onze Heilige Vader, Benedictus XVI. Hij is een authentieke meester van de geest van de liturgie, door zijn onderwijs en door het voorbeeld dat hij geeft in het vieren van de heilige riten.

Als ik, gedurende deze overweging over de kern van de liturgie, kennis neem van bepaalde gedragingen die ik niet in overeenstemming vindt met de authentieke geest van de liturgie, doe ik dat slechts om de geest des te meer af te laten steken in al zijn schoonheid en waarheid.

1. De Heilige Liturgie, God’s grote gave aan de Kerk.

We weten allemaal dat het tweede Vaticaan concilie haar gehele eerste document, Sacrosanctum Concilium, aan de liturgie heeft gewijd. Het kreeg de ondertitel ‘Constitutie over de heilige liturgie’.

Ik wil het begrijp ‘heilig’ onderstrepen, zoals het van toepassing is op de liturgie, vanwege het belang daarvan. De concilievaders bedoelden het feitelijk zo om het heilige karakter van de liturgie te versterken.

Wat bedoelen we dan met de heilige liturgie? In het Oosten zou men in dit geval spreken over de goddelijke dimensie van de Liturgie of, om precies te zijn, over de dimensie die niet overgelaten wordt aan de willekeur van de mens, omdat het een gave van boven is. In andere woorden, het verwijst naar het mysterie van de verlossing in Christus, toevertrouwd aan de Kerk om het beschikbaar te stellen op ieder moment en op elke plaats door middel van de objectieve aard van de liturgische en sacramentele riten. Dit is werkelijkheid die ons voorbij gaat, die we als gave ontvangen en die we moeten toestaan ons te veranderen. Het tweede Vaticaans concilie bevestigd: “Daarom is alle liturgie, als zijnde het werk van Christus-Priester en van Zijn Lichaam, dat de Kerk is, bij uitstek heilige handeling; en geen enkele andere handeling van de Kerk evenaart de werkdadigheid ervan op gelijke titel en in gelijke mate.”(Sacrosanctum Concilium, n. 7)

Vanuit dit oogpunt is het moeilijk in te zien hoe ver sommige manieren van handelen verwijderd zijn van de authentieke geest van de liturgie. Sommige personen slagen er zelfs in de liturgie van de Kerk op verschillende wijzen te verstoren, uit naam van een verkeerd bedachte creativiteit. Dit gebeurde onder het mom van aanpassen aan de plaatselijke situatie en de noden van de gemeenschappen, en men gaf zichzelf het recht om de liturgie aan te passen en er dingen uit te halen en aan toe te voegen, in de jacht naar subjectieve en emotionele doelstellingen. Hiervoor zijn wij priesters grotendeels verantwoordelijk.

Om deze reden schreef de voormalige Kardinaal Ratzinger al in 2001: “Er is minstens noodzaak voor een nieuwe liturgische bewustwording die de neiging om de liturgie te behandelen alsof zij gemanipuleerd kan worden een halt toe kan roepen. We hebben een punt bereikt waarop liturgische werkgroepen de zondagse liturgie in elkaar zetten volgens hun eigen authoriteit. Het resultaat is een absoluut creatief product van een groep kundige personen. Maar op deze manier wordt de plaats waar men de ‘totaal andere’ kan ontmoeten, waar de heilige Zichzelf als offergave aanbiedt, gereduceerd: ik kom alleen nog de kunde van een groep mensen tegen. Op dat moment realiseren we ons dat we iets anders zoeken. Het is te weinig en tegelijkertijd iets anders. Het belangrijkste is het herkrijgen van een respect voor de liturgie, en een bewustzijn dat niet vatbaar is voor manipulatie. Opnieuw te leren om een levende schepping die groeit en ons gegeven is, waardoor wij meedoen in de hemelse liturgie, in zijn aard te herkennen. Het zoeken naar ons eigen zelfverwerkelijking af te wijzen om een gave te kunnen zien. Dit is, geloof ik, van het meeste belang: de verleiding van despotisch gedrag te weerstaan, die de liturgie als een voorwerp ziet, het bezit van de mens, en het innerlijk besef van het heilige te doen ontwaken.” (uit ‘God en de Wereld’; vertaald uit het Italiaans en het Engels).

Bevestigen dat de liturgie heilig is vooronderstelt daarom dat de liturgie niet onderhevig is aan sporadische aanpassingen en willekeurige toevoegingen van een persoon of groep. De liturgie is geen gesloten kring waarin we elkaar ontmoeten, wellicht om elkaar aan te moedigen, te ervaren dat we deelnemers zijn aan één of ander feest. De liturgie is Gods roepstem aan zijn mensen om bij Hem te zijn; het is de verwachting van God onder ons; het is God die ons in deze wereld tegemoet komt.

Er is ruimte, en terecht, voor bepaalde aanpassingen voor bepaalde plaatselijke omstandigheden. Het Missaal geeft op een aantal plaatsen aan waar die aanpassingen gedaan kunnen worden, maar dan alleen daar en niet willekeurig ergens anders. De reden hiervoor is belangrijk en het is goed om die nog eens te noemen: de liturgie is een gave die ons voorgaat, een waardevolle schat die ons gegeven is door het eeuwige gebed van de Kerk, de plaats waar het geloof in de tijd vorm en in gebed uitdrukking heeft gekregen. Het is ons niet beschikbaar gemaakt om onderhevig te zijn aan onze persoonlijke interpretatie: de liturgie is ons gegeven om tot de volle beschikking van iedereen te staan, gisteren en vandaag, evenals morgen. “Onze tijd,” schreef Paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Ecclesia de Eucharistia, “vraagt eveneens om een hernieuwd besef van een waardering voor de liturgische normen als een weerspiegeling en een getuigenis van de ene universele Kerk die tegenwoordig wordt gesteld in elke viering van de Eucharistie.” (n. 52)

In de briljante encycliek Mediator Dei, die zo vaak wordt geciteerd in de constitutie over de heilige Liturgie, beschrijft Paus Pius XII de liturgie als “…de integrale openbare eredienst […] van het mystieke Lichaam van Jezus Christus, d.i. van het Hoofd en van Zijn ledematen.”(n. 20) Dat wil onder andere zeggen dat in de liturgie de Kerk zichzelf ‘officieel’ laat kennen in het mysterie van haar vereniging met Christus als echtgenoot, waar ze zich ‘officieel’ openbaart. Wat een gekte is het om ons het recht toe te eigenen de door de tijd gezuiverde heilige tekenen, waardoor de Kerk over zichzelf, haar identiteit en haar geloof spreekt, op een subjectieve wijze aan te passen!

Het volk van God heeft een recht dat nooit genegeerd kan worden en waardoor iedereen toegestaan moet worden datgene te benaderen dat niet slechts een armzalig product van menselijk werk is maar het werk van God, en juist omdat het Gods werk is, een reddende bron van nieuw leven.

Ik zou mijn overweging nog even willen verlengen op dit punt dat, zo kan ik u garanderen, de Heilige Vader zeer na aan het hart ligt, door met u een passage te delen uit Sacramentum Caritatis, de Apostolische Exhortatie van Zijne Heiligheid Benedictus XVI, geschreven na de Synode over de Heilige Eucharistie. “Door het belang te onderstrepen van de ars celebrandi,”schrijft de Heilige Vader, “wordt bijgevolg de waarde belicht van de liturgische richtlijnen… De eucharistieviering vindt er baat bij, waar priesters en verantwoordelijken voor de liturgische pastoraal zich inspannen de geldende liturgische boeken en daarmee samenhangende richtlijnen te doen kennen… In de kerkelijke gemeenschappen meent men misschien dat de kennis en waardering daarvan bekend zijn, maar dikwijls is dat niet het geval. In werkelijkheid zijn het teksten waarin rijkdommen vervat liggen die het geloof en de weg van het Godsvolk bewaren en tot uitdrukking brengen doorheen heel haar tweeduizendjarige geschiedenis.” (n. 40)

2. De liturgische gebedsrichting

Ondanks de verandering die in de loop der tijd het ontwerp van kerken en de plekken waar de liturgie plaatsvindt heeft bepaalt is er één overtuiging onveranderd gebleven binnen de Christelijke gemeenschap, bijna tot op de dag van vandaag. Ik heb het over het gebed naar het oosten, een traditie die teruggaat tot de oorsprong van het Christendom.

Wat betekent naar het oosten bidden? Het verwijst naar de richting van het biddende hart naar Jezus, van wie de verlossing komt, en naar wie het is gericht in het begin en aan het einde. De zon komt in het oosten op en is een symbool voor Christus, het licht dat in het oosten daagt. Het doet meteen denken aan de Messianische passages in het Benedictus: “Dank zij de innige barmhartigheid van onze God, * die als een nieuwe dag voor ons zal opgaan.”

Zeer betrouwbaar recent onderzoek heeft aangetoond dat de Christelijke gemeenschap gedurende ieder moment van zijn geschiedenis manieren heeft gevonden om deze fundamentele richting voor het geloofsleven uit te drukken, zelfs in de uiterlijke en zichtbare liturgische tekenen. Daarom zien we kerken die zo gebouwd zijn dat de apsis naar het oosten gericht is. Als die richting voor de geheiligde ruimte niet mogelijk was, had de Kerk de crucifix op het altaar waar iedereen zich op kon richting. Om dezelfde reden werden apsen vaak versierd met prachtige afbeeldingen van de Heer. Iedereen werd aangemoedigd deze beelden te overwegen tijden de viering van de Eucharistische liturgie.

Zonder terug te vallen op een gedetailleerde historische analyse van de ontwikkeling van de Christelijke kunst, wil ik opnieuw bevestigen dat het gebed naar het oosten of, juister, naar de Heer, een karakteristieke uitdrukking is van de authentieke geest van de liturgie. Hierdoor worden we uitgenodigd ons hart naar God te keren tijdens het vieren van de Eucharistische liturgie, zoals de dialoog tijdens de Prefatie ons doet herinneren. Sursum corda, “Verheft uw hart,” maant de priester, en iedereen antwoord: Habemus ad Dominum, “Wij zijn met ons hart bij de Heer.” Als de gehele Christelijke gemeenschap nu deze houding moet aannemen als het in gebed bijeen is, moet het ook mogelijk zijn om deze houding ook uit te drukken door tekenen. Het uiterlijk teken kan alleen maar waar zijn als het de juiste spirituele houding zichtbaar maakt.

Vandaar de reden van het voorstel gemaakt door de toenmalige Kardinaal Ratzinger, en opnieuw bevestigd in de loop van het huidige pontificaat, om de crucifix in het midden van het altaar te plaatsen zodat iedereen zich tijdens het vieren van de liturgie kan richt naar en opzien tot de Heer, zodat zij zo ook hun gebed en harten kunnen richten. Laten we luisteren naar de woorden van Zijne Heiligheid Benedictus XVI die in het voorwoord van het eerste boek van zijn Complete Werken, gewijd aan de liturgie, het volgende schrijft: “Het idee dat de priester en het volk elkaar tijdens het gebed zouden moeten aanstaren is pas in het moderne Christendom opgekomen en is totaal vreemd aan de oude Kerk. De priester en het volk bidden zeker niet tot elkaar, maar tot de ene Heer. Daarom kijken zij tijdens het gebed in dezelfde richting: hetzij naar het oosten als kosmisch symbool van de komende Heer, of, wanneer dit niet mogelijk is, naar het beeld van Christus in de apsis, naar een crucifix, of gewoon naar de hemel, zoals onze Heer Zelf deed tijdens zijn hogepriesterlijk gebed op de avond voor zijn lijden (Joh. 17:1). Ondertussen is mijn voorstel, dat ik deed in het hoofdstuk hier in mijn ‘De Geest van de Liturgie’, gelukkig steeds meer gemeengoed geworden: in plaats van verdere veranderingen door te zetten, de crucifix in het midden op het altaar te plaatsen, zodat zowel priester als volk het kunnen zien en zo naar de Heer, die iedereen gezamenlijk in gebed aanspreekt, geleid worden. (vertaald uit het Italiaans en het Engels)

Laat we daarom niet zeggen dat het beeld van onze gekruisigde Heer het zicht van het volk op de priester ontneemt, want zij behoren op dat moment helemaal niet naar de priester te kijken! Zij horen hun blik op God te richten! Op dezelfde manier hoort de voorganger van de viering zich ook naar God te moeten kunnen keren. De crucifix blokkeert ons zicht niet; het verbreed onze horizon juist, zodat we de wereld van God kunnen zien; de crucifix brengt ons tot overweging van het mysterie; het leidt ons naar de hemelen vanwaar het enige licht dat richting kan geven aan ons leven naar de aarde komt. In werkelijkheid zou ons zicht verblind en ontnomen worden als onze blik gevestigd bleef op die dingen die alleen de mensen en zijn werken weergeven.

Zo kan men begrijpen waarom het vandaag nog steeds mogelijk is om de heilige Mis te vieren op de oude altaren, als de inrichting en eigenheden van onze kerken dat wenselijk maakt. Hier geeft de Heilige Vader ons ook het voorbeeld als hij de heilige Eucharistie viert op het oude altaar in de Sixtijnse Kapel op het feest van de Doop van de Heer.

In onze tijd hebben we de uitdrukking ‘met het gezicht naar het volk’ leren kennen. Als men de bedoeling heeft om met deze uitdrukking de plaats van de priester te beschrijven is dat acceptabel, omdat hij tegenwoordig vaak zo staat vanwege de plaatsing van het altaar. Maar de uitdrukking zou consequent onacceptabel zijn zodra het een theologisch voorstel gaat beschrijven. Theologisch gezien is de Mis gewoonlijk altijd tot God gericht, door Christus onze Heer, en het zou een grove fout zijn om voor te stellen dat de belangrijkste richting van de offerdaad naar de gemeenschap is. Het richten tot God moet daarom de innerlijke deelname van ieder individu activeren. Het is evenzo net zo belangrijk dat deze richting goed zichtbaar moet zijn in het liturgisch teken.

3. Aanbidding en eenheid met God.

Aanbidding is de verwonderde, zelfs extatische (omdat het ons uit onszelf en onze kleine wereld haalt) herkenning van de oneindige macht van God, van Zijn onbegrijpelijke majesteit, en van Zijn grenzeloze liefde, die hij ons zonder beperking aanbied, van Zijn almachtige en voorzienige Heerschappij. Als gevolg daarvan leidt aanbidding tot de hereniging van mens en schepping met God, tot het verlaten van de scheiding, van schijnbare onafhankelijkheid, tot het verlies van het zelf dat de enige manier is om het zelf te winnen.

Tegenover de onbeschrijflijke schoonheid van Gods liefdadigheid, dat vorm krijgt in het mysterie van het Mensgeworden Woord, die voor ons is gestorven en verrezen en die zijn sacramentele vorm krijgt in de liturgie, blijft er niets voor ons over dan in aanbidding te blijven. “In het paasgebeuren en in de Eucharistie, zoals deze door de eeuwen heen tegenwoordig is gesteld,” zo stelt Paus Johannes Paulus II in Ecclesia de Eucharistia, “ligt een werkelijk geweldige “mogelijkheid”, omdat de hele geschiedenis de ontvanger is van de verlossingsgenade. Deze verwondering moet steeds in de viering van de Eucharistie door de verzamelde kerkgemeenschap gevoeld worden.” (n. 5)

“Mijn Heer en mijn God,” hebben we van kinds af aan geleerd te zeggen op het moment van de consecratie. De woorden van de heilige apostel Thomas gebruikend komen we tot aanbidding van de Heer, tegenwoordig gesteld en leven in de heilige Eucharistie, ons tot hem trekkend, en Hem herkennend als ons alles. Van daar uit wordt het mogelijk om onze dagelijkse weg te gaan, omdat we de juiste orde van leven hebben gevonden, het basiscriterium waarmee we leven en sterven.

Hier zien we de reden waarom alles in de liturgie, door middel van de nobiliteit, de schoonheid en de harmonie van het uiterlijk teken, bevorderlijk moet zijn voor de aanbidding, de eenheid met God: daar valt ook onder de muziek, het zingen, de stilte, de wijze van het lezen van het Woord van de Heer, en de manier van gebed, de gebruikte gebaren, de liturgische gewaden en het heilig vaatwerk en andere voorwerpen, evenals de gehele heilige constructie. In dit perspectief moet de beslissing van Zijne Heiligheid Benedictus XVI gezien worden, die, beginnen op Sacramentsdag van vorig jaar, is begonnen met het uitreiken op de tong van de heilige Communie aan de gelovigen. Door zijn voorbeeld nodigt de Heilige Vaders ons uit om de juiste aanbiddingshouding zichtbaar te maken tegenover de grootsheid van het mysterie van de Eucharistische aanwezigheid van onze Heer. Een aanbiddende houding die des te meer moet worden aangenomen bij het benaderen van de allerheiligste Eucharistie in de andere vormen die tegenwoordig zijn toegestaan.

Ik zou nogmaals een passage uit de post-synodale Apostolische Exhortatie Sacramentum caritatis will citeren: “Terwijl de eerste stappen op de weg van de hervorming gezet werden, werd soms de intrinsieke band tussen de heilige Mis en de aanbidding van het allerheiligst Sacrament onvoldoende duidelijk gezien. Een destijds verbreide tegenwerping bijvoorbeeld, ging uit van de stelling volgens welke het eucharistisch Brood ons niet gegeven zou zijn om te worden beschouw, maar om te worden gegeten. In het licht van de gebedservaring van de Kerk bleek deze tegenstelling elke grondslag te missen. Reeds Augustinus heeft gezegd: “Nemo autem illam carnem manducat, nisi prius adoraverit; peccemus non adorando, niemand eet dit vlees zonder het eerst te aanbidden; wij zouden zondigen door het niet te aanbidden.” In de Eucharistie komt ons immers de Zoon van God tegemoet en verlangt zich met ons te verenigen; de eucharistische aanbidding is niets anders dan de vanzelfsprekende ontwikkeling van de Eucharistieviering, die in zichzelf de grootste daad van aanbidding is van de Kerk. De Eucharistie ontvangen betekent zich de houding van aanbidding aannemen jegens Hem die wij ontvangen. Juist zo en alleen zo worden wij één geheel met Hem en ontvangen wij in zekere zin een voorsmaak van de schoonheid van de hemelse liturgie.” (n. 66)

Ik denk dat de volgende passage uit de tekst die ik zojuist heb gelezen niet onopgemerkt mag blijven: “[De Eucharistieviering is] in zichzelf de grootste daad van aanbidding […] van de Kerk.” Dankzij de heilige Eucharistie, zo stelt Zijne Heiligheid Benedictus XVI nogmaals: “Het beeld van het huwelijk tussen God en Israël wordt werkelijkheid op een manier die daarvóór niet te bedenken viel: uit het staan tegenover God wordt door de gemeenschap met de zelfgave van Jezus gemeenschap met zijn lichaam en bloed.” (Deus caritas est, n. 13) Daarom moet alles in de liturgie, en in het bijzonder in de Eucharistische liturgie, leiden tot aanbidding, alles in het verloop van de riten moet mensen helpen deel te nemen aan de aanbidding van de Kerk voor haar Heer.

De liturgie beschouwen als plaats van aanbidding, van eenheid met God, betekent niet het uit het oog verliezen van de gemeenschap in de liturgische viering, en nog minder het vergeten van de liefdadigheid voor de naaste. Juist alleen door een vernieuwing van de aanbidding van God in Christus, die de vorm aanneemt van een liturgische handeling, kan een authentieke broederlijke gemeenschap en een nieuw verhaal van liefdadigheid en liefde ontstaan, afhankelijk van de mogelijkheid om zich te verbazend en heldhaftig te handelen, dat alleen door de genade van God aan onze arme harten kan worden gegeven. De levens van de heiligen herinneren en leren ons dit: “De vereniging met Christus is tegelijk een vereniging met alle anderen aan wie Hij zich schenkt. Ik kan Christus niet alleen voor mijzelf hebben, ik kan Hem alleen maar toebehoren in de gemeenschap met allen die de zijnen geworden zijn of nog zullen worden. De communie trekt mij uit mijzelf naar Hem, en neemt mij daarmee tegelijk op in de eenheid met alle christenen.”(Deus caritas est, n. 14)

4. Actieve Participatie.

De heiligen waren daadwerkelijk degenen die de liturgie hebben gevierd en geleefd door actieve deelname. Heilgheid als resultaat van hun leven is de mooiste getuigenis van een waarlijk actieve deelname aan de liturgie van de Kerk.

Door de goddelijke voorzienigheid, legde het tweede Vaticaans concilie daarom terecht de nadruk op het bevorderen van een authentieke deelname of participatie van de gelovigen tijdens het vieren van de heilige mysterieën, terwijl het tegelijkertijd oook de Kerk herinnerde aan de universele oproep tot heiligheid. Deze gezaghebbende aanwijzing van het concilie is steeds weer bevestigd en opnieuw voorgesteld door zo vele documenten tot op de dag van vandaag

Maar toch is er niet altijd een juist begrip geweest van het concept ‘actieve participatie’ zoals de Kerk het leert en de gelovigen oproept het te leven. Zeker, er is actieve participatie als iedereen zijn of haar taak uitvoert tijdens de liturgische viering; er is ook actieve participatie wanneer men het woord van God of de gebeden beter begrijpt als deze gehoord of uitgesproken worden; en er ook actieve participatie als men zijn of haar stem voegt bij die van anderen in gezang… Maar dit alles zou geen echt participatie zijn als het niet leidt tot aanbididng van het mysterie van de verlossing in Christus Jezus, die voor ons is gestorven en verrezen. Dit is zo omdat alleen degene die het mysterie aanbidt, het ontvangt in zijn leven, laat zien dat hij heef begrepen wat er gevierd wordt, en zo waarlijk deelneemt aan de genade van de liturgische handeling.

Als bevestiging en steun hiervan, laten we nogmaals luisteren naar de woorden van een passage uit de belangrijke studie ‘De Geest van de Liturgie’, ban de toenmalige Kardinaal Ratzinger: “Waar komt deze actieve deelname op neer? Wat moeten we precies doen? Helaas werd het woord al heel snel begrepen als iets uiterlijks, een noodzaak voor algemene activiteit betekenend, alsof zo veel mensen als mogelijk, en zo vaak mogelijk, zichtbaar iets moeten doen. Maar het woord ‘deelname’ verwijst naar een hoofdhandeling waarin iedereen een ‘deel’ heeft… Met de actio van de liturgie wordt het Eucharistisch gebed bedoeld. De echte liturgische handeling – het Eucharistisch gebed, de ‘Canon’ – is echt meer dan een toespraak; het is actio in de diepste betekenis van het woord.” Christus wordt aanwezig in al zijn verlossingswerk, en daarom komt de menselijke actio op de tweede plaats, om plaats te maken voor de goddelijke actio, om Gods werk te doen.

Zo is de ware handeling die in de liturgie plaatsvind de handeling van God zelf, Zijn verlossen werk in Christus, waaraan wij deelnemen. Dit is onder andere de ware nieuwigheid van de Christelijke liturgie vergeleken met iedere andere vorm van geloof en aanbidding: God handelt zelf en zorgt voor het belangrijkste, terwijl de mens is geroepen om zichzelf open te stellen voor de handeling van God zodat hij verandert kan worden. Als gevolg is het belangrijkste onderdeel van de actieve participatie het overwinnen van het verschil tussen Gods handeling en de onze, zoadat we één worden met Christus. En daarom, om nogmaals te benadrukken wat ik hiervoor heb gezegd, is het niet mogelijk om deel te nemen zonder aanbidding. Laten we luistren naar een andere passage uit Sacrosanctum Concilium: “Daarom geeft de Kerk zich alle zorg en moeite, dat de christengelovigen dit geheim van het geloof niet als buitenstaanders of als zwijgende toeschouwers bijwonen, maar dat zij het door de riten en gebeden goed leren begrijpen en daardoor bewust, godvruchtig en actief deelnemen aan de heilige handeling, dat zij door Gods woord onderwezen worden, zich voeden aan de tafel van ‘s Heren Lichaam en God dank brengen, dat zij het onbevlekt Offer opdragen niet alleen door de handen van de priester, maar ook tezamen met hem, en zo zich zelf leren offeren, dat zij eindelijk steeds meer door Christus de Middelaar uitgroeien tot een volmaakte eenheid met God en met elkaar, opdat tenslotte God alles in allen moge zijn.” (n. 48)

Hiermee vergeleken komt alles op de tweede plaats. Ik doel vooral op de uiterlijke handelingen, hoewel die zeker belangrijk en noodzakelijk zijn, en met name tijdens de Dienst van het Woord. Ik noem de uiterlijke handelingen speciaal omdat als zij de eerste plaats innemen en de liturgie verwordt tot niet meer dan een gewone handeling, dan is de authentieke geest van de liturgie verkeerd begrepen. Hieruit volgt dat een authentiek onderwijs in de liturgie niet alleen kan bestaan uit het aanleren en oefenen van uiterlijke handelingen, maar uit een invoeren in de essentiële handeling, die van God zelf, het paasmysterie van Christus, die we toe moeten staan ons te ontmoeten, ons te betrekken, ons te veranderen. Het uitvoeren van uiterlijke handelingen mag niet worden verwardt met de juiste deelname van onze lichamen aan de liturgische handeling. Zonder iets te ontnemen aan het belang en de betekenis van de uiterlijk handeling die de innerlijke handeling ondersteunen, vraagt de liturgie veel van het menselijk lichaam. In feite vraagt het een complete en hernieuwde inspanning in de dagelijkse handelingen van het leven. Dat is wat de Heilige Vader, Benedictus XVI, ‘Eucharistische samenhang’ noemt. Precies gezegd is de tijdige en trouwe uitoefening van een samenhang de meest authentieke uitdrukking van deelname, ook lichamelijk, aan d eliturgische handeling, de verlossingsdaad van Christus.

Ik wil hier nog verder over spreken. Zweten we echt zeker dat de bevordering van een actieve participatie bestaat uit alles zo snel mogelijk zo begrijpelijk mogelijk maken? Is het niet zo dat het binnengaan in het mysterie van God bereikt en soms nog beter vergezeld kan worden door dategen dat voornamelijk de redenen van ons hart raakt? Is het niet vaak zo dat er overdreven veel ruimte wordt gegeven aan lege en clichématige woorden, en dat vergeten wordt dat zowel dialoog als stile in de liturgie thuishoren, evenals samenzang en koormuziek, beelden, symbolen, gebaren? Horen niet ook de Latijnse taal, Gregoriaanse zang en sacrale polyfonie thuis in deze veelvormige taal die ons naar de kern van het mysterie brengt?

5. Sacrale of liturgische muziek.

Zonder twijfel kan een discussie die op authentieke wijze de geest van de liturgie wil weergeven de liturgische muziek niet negeren.

Ik zal mijzelf beperken tot een korte overweging als een manier om richting te geven aan de discussie. Men kan zich afvragen waarom de Kerk door middel van documenten, en vrij recentelijk, aandringt op een bepaalde soort muziek en zang als bijzonder geschikt voor de liturgische viering. Al ten tijde van het Concilie van Trente greep de Kerk in in het culturele conflict dat zich toen ontwikkelde en stelde opnieuw de norm vast waarmee muziek die in overeenstemming met de heilige teksten van bijzonder belang was, beperkte het gebruik van instrumenten en gaf een duidelijk onderscheid aan tussen wereldlijke en sacrale muziek. Men moet sacrale muziek nooit zien als een exclusief subjectieve vorm van expressie. Ze is gegrond in de Bijbelse en traditionele teksten die tijdens de viering worden gezongen. Vrij recent greep Paus Sint Pius X in op vergelijkbare wijze in een poging om operazang uit de liturgie te verwijderen. Hij verkoos het Gregoriaans en de polyfonie uit de Katholieke Reformatie als de standaard voor liturgische muziek, dat onderscheiden werd van algemene religieuze muziek. Het tweede Vaticaans Concilie deed niets anders dan diezelfde standaard opnieuw bevestigen, evenals de meer recente documenten.

Waarom staat de Kerk erop om bepaalde vormen als karakteristiek voor sacrale en liturgische muziek, dat hen onderscheid van alle andere vormen van muziek, voor te stellen? En waarom blijken Gregoriaanse zang en de klassieke polyfonie de te volgen vormen te zijn, in navolging waarvan liturgische en zelfs populaire muziek tot op de dag van vandaag worden geproduceerd?

Het antwoord op deze vragen ligt precies in dat wat we hebben geprobeerd te herbevestigen in verband met de geest van de liturgie. Deze vormen van muziek, in hun heiligheid, goedheid en universaliteit, vertalen in noten, melodieën en zang de authentieke liturgische geest: door te leiden naar aanbidding van het gevierde mysterie, door uit te nodigen tot een authentieke en integrale deelname, door de luisteraar te helpen de sacrale en daarom essentiële heerschappij van God door Christus te ervaren, en uiteindelijk door een muzikale ontwikkeling toe te staan die verankerd is in het leven van de Kerk en de overweging van haar mysterie.

Sta me toe nog eenmaal de toenmalige Kardinaal Ratzinger te citeren: “Gandhi onderstreept drie belangrijke ruimten in de kosmos en laat zien hoe elk van deze zijn eigen wezen weergeeft. Vissen leven in de zee en zijn stil. Landdieren maken geluid, maar de vogels, wiens belangrijke ruimte de lucht is, zingen. Stilte is gepast voor de zee, geluid voor de aarde, en gezang voor de hemel. Maar de mens leeft in alle drie: in zich draagt hij de diepte van de zee, het gewicht van de aarde en de hoogte van de hemelen; dat is waarom alle drie de ruimten hem toebehoren: stilte, geluid en gezang. Tegenwoordig zien we dat alles dat over is voor de mens, ontdaan van transcendentie, het geluid is, omdat hij slechts aarde wenst te zijn en zelfs de hemelen en de diepte van de zee aarde wil laten zijn. De ware liturgie, de liturgie van de gemeenschap van de heiligen, herstelt in hem de volheid van zijn wezen. Het leert hem opnieuw hoe stil te zien en hoe te zingen, stelt hem open voor de diepgang van de zee en leert hem te vliegen, de aard van een engel: zijn hart opheffend laat het opnieuw gezang dat was ontslapen in hem weerklinken. We kunne feitelijk zelfs zeggen dat de ware liturgie vooral kenbaar is als het ons bevrijd van de gewone manier van leven, en ons terugbrengt naar diepte en hoogte, stilte en zang. De ware liturgie is kenbaar door het feit dat het universeel is, niet aangepast aan een groep.. het zingt met de engelen. Het blijft stil met de diepgang van het wachtende universum. En zo verlost het de wereld.” (Vertaald uit het Italiaans en het Engels.)

Hier wil ik graag de discussie afsluiten. Al enkele jaren klinken er stemmen in de Kerk die spreken over de noodzaak van een nieuwe liturgische vernieuwing. Over een beweging die tot op zekere hoogte vergelijkbaar is met de beweging die de basis vormde voor de vernieuwing voorgesteld door het tweede Vaticaans Concilie, met de mogelijkheid om een vernieuwing van de vernieuwing te bewerkstelligen, of liever, een volgende step vooruit in het begrip van de authentieke geest van de liturgie en het vieren daarvan; het doel ervan zou zijn het voortzetten van die voorzienige vernieuwing van de liturgie die de concilievaders waren begonnen maar die in de praktijk niet altijd een tijdige en gelukkige uitkomst kende.

Zonder twijfels zijn het wij priesters die in deze liturgische vernieuwing een beslissende rol moeten herkrijgen. Moge, met de hulp van onze Heer en de Heilige Maagd Maria, moeder van alle priesters, deze voortgaande ontwikkeling van de vernieuwing ook de vrucht van onze welgemeende liefde voor de liturgie zijn, trouw aan de Kerk en de Heilige Vader.

Mgr. Guido Marini

Pauselijk Ceremoniemeester

5 thoughts on “Introductie op de Geest van de Liturgie – onofficiële vertaling”

  1. Leuk, ik ga het zo lezen. Ik zie trouwens dat je er allerlei rare spaties in hebt zitten. Heb je zeker de tekst vanuit Word gecopypaste? Je kunt het voorkomen door de tekst eerst op te slaan in WordPad als .txt bestand. Dit txt bestand kun je in je blogvenster plakken en dan is alle troep aan extra codes eruit. Word sucks.

    1. Klopt, de layout van de tekst is nogal lelijk geworden. Ik was al van plan om dat in wordpress aan te passen (nadat ik ontdekt had hoe dat kon…), maar het is er nog niet van gekomen. Ik zal er zo eens naar kijken.

Leave a comment